Plaatsingsdatum: 10 september 2021
Hepatitis B is de meest voorkomende virale infectieziekte ter wereld. Alle pasgeborenen krijgen met drie, vijf en elf maanden een vaccin tegen hepatitis B aangeboden, tegelijk met de inenting tegen pneumokokken en DKTP-Hib. Wanneer een aanstaande moeder draagster is van het hepatitis B-virus, moet pasgeborene sneller hiertegen gevaccineerd worden.
Richtlijn Hepatitis B
Een moeder die geïnfecteerd is met het hepatitis B-virus kan dit overdragen aan haar kind. Een kind waarvan de moeder besmet is met hepatitis, heeft meer risico om de ziekte te krijgen. Daarom krijgt een baby geboren uit een moeder met hepatitis B (HBsAg-positieve moeders) een extra hepatitis B-vaccinatie (Hep B-0), zo snel mogelijk en uiterlijk binnen 48 uur na de geboorte. Daarbij moet vrijwel tegelijkertijd de vaccinatie immunoglobulinen (Hep B-1) worden toegediend. Het maakt niet uit welke injectie het kind het eerst krijgt.
De hepatitis B-0 vaccinatie vlak na de geboorte maakt deel uit van de reeks hepatitis B-vaccinaties, die kinderen van HBsAg-positieve moeders krijgen op het consultatiebureau, op de leeftijd van twee, drie, vier en elf maanden.
Richtlijnen voor het beleid rondom pasgeborenen van HBsAg-draagsters en voorlichtingsmateriaal voor aanstaande ouders staat op de website van het RIVM.
De richtlijn over hepatitis B vind je op de website van het RIVM.