Richtlijn

Laatste update: 01 februari 2023
Plaatsingsdatum: 18 februari 2022

In de richtlijn Electieve inductie van de baring (NVOG, 2020) is de uitgangsvraag: Wat is de plaats van electieve inductie van de baring bij à terme zwangeren met een kind in hoofdligging ten aanzien van de perinatale en maternale morbiditeit en/of mortaliteit? In de richtlijn worden de voor- en nadelen benoemd en aanbevelingen gegeven. 
 
Er zijn de afgelopen jaren veel randomised controlled trials (RCT’s) verricht naar inleiding bij specifieke indicaties zoals pre-eclampsie, groeivertraging, macrosomie, amenorroeduur (AD) >41 weken, die gelijkwaardige of betere maternale en neonatale uitkomsten laten zien bij inleiden. Echter, een inleiding is ook mogelijk als er geen specifieke medische indicatie bestaat, maar als hier een vraag van de zwangere ligt. Het effect en de risico’s van electief inleiden bij een à terme zwangerschap met een kind in hoofdligging op de maternale en neonatale mortaliteit en morbiditeit zijn niet duidelijk. Daarom is betreffende uitgangsvraag geformuleerd. 

Het initiatief voor deze richtlijn is afkomstig van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie (NVOG). Deze module is in samenwerking tussen de NVOG en de KNOV (Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen) ontstaan. Eind 2022 werd een nieuwe module toegevoegd, genaamd ‘inleiding bij zwangerschap na IVF of ICSI. Deze module adviseert om deze groep zwangeren van identieke informatie te voorzien t.a.v. vrouwen die op natuurlijk wijze zwanger zijn geworden. Daarnaast wordt wel geadviseerd om in de counseling van deze groep zwangeren kwantitatieve informatie toe te voegen aangaande het verhoogde risico op doodgeboorte. Uiterlijk 2024 bepaalt de Otterlo-werkgroep of deze module nog actueel is. Zo nodig wordt een nieuwe werkgroep geïnstalleerd om de richtlijnmodule te herzien.  

Lees ook

Nieuws

Overig

Meer Vakkennis & Wetenschap

Meer Werk & Organisatie

Oproepen

Agenda