Nieuwsbericht

16 oktober 2024

Het tarief voor de eerstelijnsverloskundige zorg stijgt per 2025 met 14,26%. Het grootste deel van deze stijging komt door de stijging als gevolg van de herijking van de normatieve arbeidskostencomponent (NAC), ook wel het inkomensdeel binnen het tarief genoemd. De praktijkhoudende verloskundige ontvangt dus een hogere vergoeding voor de geleverde zorg. We krijgen vragen van verloskundigen wat de stijging van het inkomensdeel voor hen betekent. 


Wat is het inkomensdeel?

De tarieven voor verloskunde zijn opgebouwd uit een normatieve arbeidskostencomponent (inkomensdeel), een praktijkkostenbestanddeel en de rekennorm van 106,6 eenheden per jaar. Het inkomensdeel wordt vastgesteld op basis van een praktijkhouder die ook werkzaam is als verloskundige (de praktijkhoudende verloskundige). De normatieve arbeidskostencomponent (NAC) is de inkomensvergoeding voor de praktijkhoudende verloskundige en bestaat uit een bruto 'salaris' plus vakantiegeld en vergoedingen voor werkgeverslasten (zoals voor pensioen en Zorgverzekeringswet). 

Waarom stijgt het inkomensdeel?

In opdracht van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) heeft onderzoeksbureau Berenschot in 2023 en 2024 de functiezwaarte van praktijkhoudende verloskundigen onderzocht, met als doel het inkomensdeel te herijken. Op basis van het onderzoek is het inkomensdeel vastgesteld op € 144.668 (voor 2024). Dit betekent een stijging van 14,47% ten opzichte van het inkomensdeel in de beleidsregel van 2024. De KNOV ziet deze herijking als een betere waardering voor de praktijkhoudende verloskundige. De stijging sluit aan bij de zwaardere verantwoordelijkheden die zij dragen en heeft betrekking op zowel het werk wat zij doen als verloskundige als het praktijkhouderschap.  

Betekent een hogere vergoeding voor de geleverde zorg ook meer inkomen voor niet-praktijkhoudende verloskundigen?

Het is aan verloskundigen om zelf afspraken te maken over de hoogte van de vergoeding van verloskundigen in loondienst en waarnemers. De KNOV heeft hier geen rol in. We bieden wel ondersteuning bij het gesprek over de vergoeding. De AVAR kan als handvat worden gebruikt voor loondienstverband. Daarnaast onderzoeken we de mogelijkheid voor een cao in de eerste lijn (zie ook jaarplan 2024). Voor het inhuren van waarneming kan het calculatieschema als hulpmiddel worden gebruikt. Op dit moment loopt er een project om deze tool te verbeteren.  

In aanvulling op bovenstaande geven we het volgende mee. In het onderzoek heeft Berenschot onderscheid gemaakt in het functieprofiel ‘praktijkhouderschap’ (praktijkeigenaar zijn) en het functieprofiel ‘functiehouderschap’ (het praktiseren als verloskundige). Voor de functiewaardering zijn deze twee functies weer samengevoegd, omdat de praktijkhoudende verloskundige beide rollen heeft. Het inkomensdeel is dus gebaseerd op verloskundigen die zowel praktijkhouder zijn als verloskundig werk verrichten. 

Het is voor Berenschot niet mogelijk om het inkomensdeel/jaarinkomen op basis van het rapport op te splitsen of onder te verdelen in een deel voor de praktijkeigenaar en een deel voor de praktiserend verloskundige. Daarnaast betekent het ook dat als je niet beide functies bekleedt, het inkomensdeel niet voor die werkzaamheden alleen is vastgesteld. Het is dan aan de werkgever/opdrachtgever en werknemer/opdrachtnemer om een passende vergoeding overeen te komen voor de werkzaamheden. 

Ook interessant