Na 1 april wordt door de inspectie voorlopig niet gehandhaafd op het verplicht vermelden van het BIG-nummer. Dat schrijft minister Bruins in een brief aan de Tweede Kamer. Hij vindt het vervelend dat zorgverleners zich overvallen voelen door de invoering en reikwijdte van de wijziging in de Wet BIG.
Minister in overleg met de beroepsorganisaties
Ook erkent Bruins in zijn brief dat de beroeps- en brancheorganisaties door een misverstand niet betrokken zijn geweest bij de nadere uitwerking van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB), terwijl dit wel was toegezegd. Vijftien beroeps- en brancheorganisaties, waaronder de KNOV, schreven daar eind februari al gezamenlijk een brief over aan de minister. In februari ontstond veel onrust onder BIG-geregistreerde zorgverleners, nadat de overheid bekendmaakte dat zij vanaf 1 april hun BIG-registratienummer verplicht moeten vermelden op alle plekken waar zij beroepsmatig hun naam en beroep kenbaar maken.
Bruins zegt in zijn brief toe dat hij op korte termijn met de organisaties in overleg zal treden over de AMvB en de verplichting het BIG-nummer te vermelden. Volgens Bruins is het uitgangspunt dat overbodige administratieve lasten moeten worden voorkomen en dat er proportionaliteit bestaat tussen het doel en de manier van uitvoeren. Ook wil hij dat er een ruimere tijd is voor de implementatie van de verplichting BIG-nummers te vermelden. De wijziging van de Wet BIG en de AMvB treden op 1 april 2019 in werking.
Zorgverleners gemakkelijker vindbaar
Bruins wijst er in zijn brief op dat het belangrijk is dat o.a. patiënten de zorgverleners goed kunnen vinden in het BIG-register. Dit is nu niet altijd het geval, onder meer door veelvoorkomende achternamen en voorletters.