Nieuwsbericht

04 juni 2018

Er is veel variatie in incidentie van interventies tussen de Nederlandse provincies: de grootse variatie werd gezien in type pijnstilling en betrokkenheid van de kinderarts.

Dat blijkt uit de grootschalige studie van het VUmc 'Regional variations in childbirth interventions in the Netherlands: a nationwide explorative study' dat vrijdag 1 juni werd gepubliceerd in het wetenschappelijke tijdschrift BMC Pregnancy and Childbirth.' Deze studie ondersteunt zorgverleners en beleidsmakers in het streven naar optimaal gebruik van interventies tijdens de bevalling.

Lees het artikel 'Regional variations in childbirth interventions in the Netherlands: a nationwide explorative study'

Interventies tijdens de bevalling zijn belangrijk om neonatale en maternale morbiditeit en mortaliteit te voorkomen. Niet-geïndiceerde interventies kunnen daarentegen ook vermijdbare schade veroorzaken. De studie heeft onderzocht of er verschillen zijn in de incidentie van interventies en nadelige maternale en neonatale uitkomsten op basis van de woonplaats van de vrouw, ingedeeld in één van de twaalf Nederlandse provincies.

Onderzoeksgroep

In het onderzoek zijn Perined data van de jaren 2010 tot en met 2013 gebruikt. Eenling geboortes vanaf 37 weken zwangerschap werden geïncludeerd en werden ingedeeld in één van de twaalf provincies op basis van de postcode horend bij het woonadres van de moeder. Door het gebruik van deze indeling is eerste tot en met derdelijns zorg in elke regio aanwezig.

Analyse

In de data-analyse werd de variatie in interventies voor nulliparae en multiparae gescheiden geanalyseerd en daarnaast in deelgroepen gebaseerd op eerste of tweedelijns zorg aan het begin van de bevalling. Eerst is univariabel gekeken of er significante verschillen zijn in incidenties van interventies en maternale en neonatale uitkomsten tussen de twaalf. Vervolgens is in multivariabele logistische regressie analyses gecorrigeerd de maternale leeftijd, sociaaleconomische status, etniciteit en de urbanisatiegraad. Associaties tussen verschillende interventies en tussen interventies en nadelige uitkomsten zijn getoetst met behulp van de Spearman's rank correlatietest.

Resultaten

In totaal zijn er 267.701 geboortes bij nulliparae en 174.918 geboorte bij multiparae meegenomen in de data-analyse. De grootste variatie werd gezien bij het type pijnstilling en de betrokkenheid van een kinderarts. De incidentie van epidurale anesthesie varieerde tussen 12-38% bij nulliparae en tussen 5-14% bij multiparae. In provincies met hogere incidenties van epidurale anesthesie, waren significant lagere incidenties van andere vormen van pijnbestrijding, en vice versa. Bij nulliparae was de kinderarts in 37-60% van de bevallingen betrokken en bij multiparae in 26-43% van de bevallingen. De percentages vaginale kunstverlossingen varieerden tussen 16-19% (nulliparae) en 3-4% (multiparae) en de percentages voor secundaire sectio's waren respectievelijk 13-15% en 5-6%. Er was een correlatie in de variatie van interventies in de eerste lijn vergeleken met de tweede lijn. Incidenties van nadelige maternale en neonatale uitkomsten waren niet lager in provincies met hogere interventie incidenties. Wel werd er een positieve correlatie gevonden tussen bijstimulatie tijdens de bevalling en fluxus postpartum (>1000ml).

Discussie

Dit is de eerste studie die provinciale variatie van medische interventies tijdens de bevalling in Nederland heeft onderzocht. Door de groepen in te delen op basis van de postcode van de woonplaats van de moeder, is ervoor gezorgd dat eerste tot en met derdelijns zorg in elke groep was vertegenwoordigd.

Doordat de onderzoekers gebruik hebben gemaakt van Perined data, zijn bijna alle bevallingen tussen 2010 en 2013 in deze studie onderzocht. Doordat de data routinematig wordt verzameld is het mogelijk dat niet alle variabelen even nauwkeurig zijn geregistreerd. Hierdoor kon er ook niet voor alle mogelijke verstorende factoren worden gecorrigeerd, zoals de maternale body mass index of congenitale afwijkingen.

De bevinding dat provincies met hogere incidenties van bijstimulatie ook hogere incidenties van fluxus postpartum hadden, is conform eerder onderzoek waarbij een associatie werd gevonden tussen deze twee variabelen. Ondanks dat variatie in incidenties soms klein lijken, kunnen de absolute aantallen van verschillen tussen provincies groot zijn. Als voorbeeld noemen de auteurs dat 10.300 meer nulliparae jaarlijks bijstimulatie zouden ontvangen als de hoogste incidentie de landelijke incidentie zou zijn, ten opzichte van de laagste incidentie.

Vervolgonderzoek wenselijk

Het is niet mogelijk om op basis van deze studie de ideale incidentie van interventies te bepalen. Wel geeft de studie inzicht in de variatie en ondersteunt het zorgverleners en beleidsmakers om cijfers te evalueren en te streven naar optimaal gebruik van interventies, zoals aanbevolen door de WHO. Opvallende variatie is mogelijk een aanwijzing voor teveel gebruik van interventies in sommige provincies. Vervolgonderzoek zou gedaan moeten worden naar variatie in evidence-based interventies en indicaties wanneer ingrijpen noodzakelijk is.

De KNOV onderschrijft de noodzaak van vervolgonderzoek. Waarom de verschillen per provincie soms groot zijn, moet worden nagegaan. Daarnaast is nodig vast te stellen wanneer een ingreep noodzakelijk is.