Nieuwsbericht

06 november 2023

Op maandag 13 november promoveert docent en onderzoeker Liesbeth Kool op het onderwerp ‘Het welzijn van startende (en ervaren) verloskundigen in de praktijk’. Het proefschrift draagt bij aan de kennis omtrent het welzijn en de ondersteuning van startende verloskundigen (SV) in de Nederlandse geboortezorg. De verdediging van haar proefschrift start om 14.30 uur in het Academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen aan de Broerstraat 5 in Groningen. De plechtigheid is ook online te volgen via de site van de Rijksuniversiteit Groningen. Lees hier het volledige proefschrift ‘Untangling the elements of midwives’ occupational wellbeing‘.

Aanleiding

Internationaal vertoont ongeveer 20-60 procent van de verloskundigen burn-outklachten, waarbij jonge en onervaren verloskundigen het meest kwetsbaar zijn. Tot nu toe ontbrak recent onderzoek naar burn-out onder Nederlandse verloskundigen. Het doel van deze studie was om het welbevinden in het werk, en de determinanten daarvan, van verloskundigen in Nederland te onderzoeken. Aangezien de meerderheid van de praktiserende Nederlandse verloskundigen is jonger dan 40 jaar, zou dit kunnen leiden tot vroegtijdig verloop.

Resultaten

Nederlandse verloskundigen bleken een hoog te scoren op bevlogenheid, bijna 40 procent van de verloskundigen rapporteerden grote bevlogenheid in hun werk. Zeven procent rapporteerden burn-out symptomen, alhoewel 19 procent hoog scoorde op emotionele uitputting. Determinanten van burn-out waren alle gemeten werkeisen, met uitzondering van de hoeveelheid ervaringsjaren als verloskundige. Eén op de drie verloskundigen gaf aan dat zij intenties hadden om de werkplek te verlaten. Determinanten hiervan zijn een combinatie van hoge werkdruk, rollen en verantwoordelijkheden als praktijkeigenaar en het hebben van een gezin thuis. De redenen om daadwerkelijk het beroep te verlaten, bleek een langdurig proces te zijn waar verloskundigen gepoogd hebben om deze factoren te beïnvloeden. Op het moment dat dat niet lukte bleek dat aanleiding om daadwerkelijk te stoppen.

De transitie van startende verloskundigen in de praktijk (SV) bleek een proces waarin de SV het lastig vonden om in verschillende praktijken/organisaties te moeten werken, gecombineerd met het wennen aan het zelf uitvoeren van organisatorische en administratieve taken. De begeleiding die zij ontvingen van hun collega verloskundigen bleek in hun ogen ontoereikend of onbereikbaar. Verloskundigen rapporteerden verschillen in de houding en het gedrag ten aanzien van de socialisatie en ondersteuning van SV. Ze erkennen dat SV verder moeten leren en ontwikkelen om op het verwachte niveau te gaan functioneren, maar zien in de praktijk dit als een verantwoordelijkheid van de SV zelf. Daarnaast werden ook verschillen in percepties over het competentieniveau van SV tijdens hun transitie naar de praktijk gevonden, alsmede in gedrag en attitudes ten opzichte van de combinatie van werk- en privéleven.

Aanbevelingen

Startende verloskundigen hebben een transitieperiode nodig, om zich verder te ontwikkelen tot een volledig competente verloskundige. Een positie als waarnemer, die volledige inzetbaarheid veronderstelt is daarbij niet passend.

SV hebben in hun eerste jaar een stabiele werkomgeving nodig, waarin zij zich op een veilige manier verder kunnen ontwikkelen, in combinatie met support van collega verloskundigen in de praktijk.
Stakeholders waren het eens dat de praktijk (managers/praktijkhouders) verantwoordelijk is voor een gedegen inwerkprogramma, voor een opbouw van taken & verantwoordelijkheden, voor 24/7 back-up tijdens een dienst en support door een buddy in de praktijk.

De gehele beroepsgroep (KNOV) moet zich buigen over het instellen van mentoring voor SV, waarin zij met een verloskundige kunnen sparren (die niet betrokken is bij de werkplek) om het leren en ontwikkelen te waarborgen.

Daarnaast zijn periodieke metingen van het welzijn van verloskundigen in de praktijk, hun intenties om het beroep te verlaten en hun intenties om in het beroep te blijven van belang om de duurzaamheid van de beroepsgroep te monitoren.

Het project Duurzame inzetbaarheid van de KNOV speelt hierop in. Het project heeft als doel om verloskundigen te faciliteren bij het bevorderen van hun eigen duurzame inzetbaarheid en die van hun collega’s. Tussentijdse resultaten en ontwikkelingen over het project worden op deze pagina gedeeld. Liesbeth Kool sprak tijdens het KNOV-webinar Toepasbaarheid Buddysysteem ook over haar onderzoek en de duurzame inzetbaarheid van verloskundigen.