Nieuwsbericht

25 januari 2021

Brief met voornemen minister op lijst controversiële onderwerpen

Afgelopen vrijdag heeft de Tweede Kamer de zogenaamde groslijst met controversiële onderwerpen gepubliceerd. Op deze lijst staan onderwerpen waarvan de Tweede Kamer vindt dat de regering deze onderwerpen vanuit haar demissionaire positie - na de recente val van het kabinet - niet meer zou mogen oppakken en over moet laten aan een nieuwe regering. Op deze lijst staat ook de brief die minister Van Ark aan de Tweede Kamer stuurde op 7 december 2020, waarin zij haar voornemen verwoordde om integrale bekostiging voor geboortezorg op te nemen in de reguliere bekostiging door middel van het geven van een aanwijzing aan de NZa.

Woensdagochtend wordt deze lijst in de vaste Kamercommissie van VWS besproken. Wij laten jullie na deze bespreking weten wat de uitkomst is geworden.

In een telefoongesprek met onze voorzitter afgelopen donderdag, besprak de minister haar voornemen tot het geven van de aanwijzing aan de NZa, in navolging van haar eerdere voornemen zoals verwoord in haar brief aan de Tweede Kamer. Als KNOV zijn wij er nog niet gerust op dat de minister deze beslissing uitstelt en integrale bekostiging nog een jaar langer onder de experimenteer regel zal laten vallen. Wij vinden dat het experiment rondom integrale bekostiging langer zou moeten plaatsvinden en dat er ook ruimte moet zijn voor alternatieve experimenten. Dit laten wij in al onze berichtgeving weten.

Echter, met het plaatsen van de brief van de minister op de lijst van controversiële onderwerpen afgelopen vrijdag, zou het kunnen betekenen dat de minister niet over kan gaan tot het geven van een aanwijzing en dit moet overlaten aan haar opvolger. Wij houden dit proces nauwkeurig in de gaten en zullen jullie hiervan zoals hierboven al aangegeven op de hoogte houden.

Integrale bekostiging in de geboortezorg en het advies van de NZa daaromtrent heeft velen van ons bewogen. Niet in de laatste plaats het bureau dat opkomt voor de belangen van al haar leden én de beste geboortezorg. In aanvulling op de gesprekken die wij vorig jaar al met onder andere de minister, de ambtenaren en de NZa hebben gevoerd hebben wij op 4 januari jl. een brief aan de NZa geschreven en opgeroepen goed naar de ongewenste effecten van integrale bekostiging, waaronder de verstorende werking op de samenwerking in een regio, te kijken. Zowel de minister als de Tweede Kamer hebben we van deze brief op de hoogte gesteld en opgeroepen de aanwijzing op te schorten. Op die brief hebben wij een reactie van de NZa ontvangen, waarop wij vervolgens weer een reactie hebben gegeven die we ook met de minister hebben gedeeld.

Uitnodiging NZa

De NZa heeft ons naar aanleiding van die brief uitgenodigd voor een overleg op 27 januari. Met hen willen we bespreken op welke wijze wij toe zouden moeten werken naar een toekomstbestendige geboortezorg, waarin alle partijen goed samenwerken en er keuzevrijheid gegarandeerd blijft voor de zwangere vrouw.

Onze zorgen omtrent integrale bekostiging

Reden van zorg bij het opnemen van integrale bekostiging in de reguliere bekostiging zien wij in de weg die vrij komt te liggen voor ziekenhuizen om zelfstandig een IGO op te zetten. Daarin schuilt naar onze mening een groot gevaar. Het kan tot verstorende effecten in de samenwerking in de regio leiden, tot meer schakels, evenals een verdere medicalisering van de geboortezorg. Dat is niet de weg die wij in zouden moeten willen slaan. Wij vinden dat de randvoorwaarden rondom de IGO’s dan ook veel beter vastgelegd moeten worden om onbedoelde en ongewenste effecten te voorkomen en gelijkwaardigheid tussen alle partijen te waarborgen.

Onze kritiek is expliciet dan ook niet gericht tegen de zes IGO’s die als experiment zijn gestart. De IGO is een interessante constructie en er is hard gewerkt om van de IGO’s die het experiment zijn gestart een succes te maken. We moeten deze IGO’s dan ook goed gebruiken om van ze te leren. Daarnaast vinden we dat er ruimte moet blijven voor alternatieve experimenten, waardoor je per regio goed kunt bepalen wat het beste werkt, om daarmee ook zo goed mogelijk tegemoet te kunnen komen aan de wensen die er onder cliënten leven. Pas op basis van al deze experimenten en de ervaringen die je opdoet ben je in staat de juiste stip op de horizon te zetten en te bepalen welke financieringsconstructies daar het beste bij passen. Daarvoor moeten we de nodige tijd nemen en niet over één nacht ijs willen gaan. Die lijn zullen we dan ook de komende tijd richting de bestuurlijke overleggen voor al onze leden blijven inzetten.