Op maandag 9 mei heeft minister Ernst Kuipers (VWS) de vragen van elf Tweede Kamerfracties beantwoord over zijn voornemen om het experiment integrale bekostiging in de geboortezorg per 2023 regulier te maken. Hoewel de minister in woorden de eerstelijnsverloskundige meer in positie wil brengen, lijkt hij aan een aantal zaken voorbij te gaan waardoor bij doorvoer van zijn plannen precies het tegenovergestelde in de hand wordt gewerkt: Eerstelijnsverloskundige zorg komt onder grote druk te staan, net als de keuzevrijheid voor de zwangere vrouw. Daarom roept de KNOV zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer op om hun controlerende taak als volksvertegenwoordiging in deze uit te voeren.
De KNOV spreekt haar zorgen al langere tijd uit, maar constateert dat de urgentie van deze ingrijpende verandering in de geboortezorg tot op heden niet door iedereen wordt gezien. Waaronder de minister, zo blijkt uit zijn beantwoording.
Thuisbevalling en positie eerstelijnsverloskundige
Kuipers laat weten geen enkele zorg te hebben voor het verdwijnen van de thuisbevallingen en de keuzevrijheid van de zwangere vrouw. Echter laten zowel praktijkverhalen van verloskundigen, die door de KNOV zijn verzameld, evenals ervaringen in het buitenland zien dat die zorg er wel degelijk zou moeten zijn. Hij benadrukt in zijn beantwoording de noodzaak van het behoud en de versterking van de positie van de eerstelijnsverloskundige om in de toekomst goede zorg te kunnen bieden. Woorden waar de KNOV zich in kan vinden. Alleen in realiteit zal het tegenovergestelde blijken als de minister zijn plan, om de integrale bekostiging regulier te maken, doorvoert. Hoe hij zijn toezegging, om de reguliere zorg te verbeteren en de eerstelijnsverloskundige te versterken, concreet wil invullen laat hij bovendien in het midden. Ondertussen geven vrijwel alle zorgverzekeraars in hun inkoopbeleid voor 2023 aan een voorkeur te hebben voor de integrale bekostiging.
Ongecontracteerde zorg en keuzevrijheid
De minister lijkt ook de suggestie te wekken om in bepaalde gevallen ongecontracteerd te werken. Hij schrijft; “Voorop staat dat elke zorgaanbieder het recht heeft om de door hen geleverde zorg te declareren. Het is daarom altijd mogelijk voor aanbieders om te declareren via de monodisciplinaire bekostiging ook als zij hier geen contract voor hebben afgesloten met een verzekeraar.” Dit staat haaks op hoe de KNOV naar de toekomst van de geboortezorg kijkt. Samenwerking met zorginkopers is belangrijk en extra eigen betalingen horen niet bij de zwangere vrouw. Het gevolg? Verschil in toegankelijkheid van zorg en vermindering van de keuzevrijheid. Bovendien wordt de tweedeling tussen integrale bekostiging en reguliere bekostiging fors versterkt terwijl er zou moeten worden gewerkt een gezamenlijke visie.
De gekozen route leidt bovendien niet tot betere kwaliteit, maar tot forse negatieve effecten in de praktijk en de deelnemers aan het experiment kunnen ook door onder de reguliere bekostiging. Kortom; genoeg redenen voor de Tweede én Eerste Kamer om nog eens kritisch te kijken naar het voorstel van de minister.