Nieuwsbericht

09 september 2024

Per 1 januari 2025 eindigt het handhavingsmoratorium op de wet Deregulering beoordeling arbeidsrelatie (Wet DBA). In 2016 werd deze wet ingevoerd om schijnzelfstandigheid te voorkomen. Vanaf het begin was er veel onduidelijkheid over de criteria en de uitvoering van de wet, daarom werd er een handhavingsmoratorium ingesteld. Een handhavingsmoratorium houdt in dat bestaande wetten of regels wel worden gecontroleerd, maar niet worden gehandhaafd.


De wettelijke regels rond zzp'ers veranderen niet, alleen het handhavingsmoratorium eindigt per 1 januari 2025. Nu wordt er ook al gecontroleerd, maar geeft de Belastingdienst eerst een aanwijzing om de arbeidsrelatie aan te passen als er sprake is van schijnzelfstandigheid. 

Aanwijzing vervalt

Vanaf 1 januari 2025 vervalt de aanwijzing en handhaaft de Belastingdienst direct, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2025. Dit betekent dat de Belastingdienst bij schijnzelfstandigheid naheffingen en boetes kan opleggen. Deze zullen dan alleen het lopende jaar betreffen. Het is daarom belangrijk dat waarnemers en praktijkhouders dit jaar hun arbeidsrelatie onder de loep nemen en indien nodig aanpassen.

Werk feitelijk volgens de KNOV/VvAA-modelovereenkomsten

Opdrachtgevers en waarnemers kunnen gebruik maken van de modelovereenkomsten van de KNOV/VvAA. Deze overeenkomsten zijn goedgekeurd door de Belastingdienst en maken vooraf duidelijk dat de waarnemer daadwerkelijk zelfstandig werkt en dat de opdrachtgever geen loonheffingen hoeft af te dragen. Ga daarom na

Rondetafelgesprek – publiekscampagne in najaar 2025

De commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) hield op donderdag 5 september een rondetafelgesprek over het naleven van de regels in de Wet DBA. De Belastingdienst sloot ook aan en benadrukte nogmaals dat de wetgeving niet verandert. In het najaar volgt een publiekscampagne om opdrachtgevers- en nemers te wijzen op het gewijzigde beleid per 2025. Ook zal dan meer duidelijk worden over het toetsingskader. 

Veel onduidelijk over nieuwe beleid

Tijdens het rondetafelgesprek kwam ook naar voren dat er op dit moment nog veel onduidelijkheid is over het nieuwe beleid. Het is ook onduidelijk hoe de Belastingdienst bepaalde criteria precies gaat wegen. Hier is ook beperkt jurisprudentie over. In grote lijnen zal er bijvoorbeeld gekeken worden naar de mogelijkheid om zelfstandig je werk en tijd vorm te geven, de gezagsrelatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer, de verplichting om zelf vervangen te worden bij ziekte of het hebben van eigen apparatuur. Daarnaast lijkt de Belastingdienst ook te kijken naar het financieel risico dat een zzp’er loopt, door te kijken of er meerdere opdrachtgevers zijn, er gewisseld wordt van opdrachtgever en/of er aan werving van opdrachtgevers wordt gedaan. Hoe er exact wordt gewogen in elk individuele geval is op dit moment nog onbekend en is aan de belastingdienst om daar invulling aan te geven.

Let op: het kan goed mogelijk zijn dat er sprake zal zijn van schijnzelfstandigheid wanneer iemand veel jaren bij één opdrachtgever zit. Het kan ook zo zijn dat er sneller sprake zal zijn van een gezagsrelatie bij een praktijkassistent dan bij een zelfstandig werkende big geregistreerde zorgverlener. Verder wordt  meegewogen in hoeverre de zzp'er zelf zijn tijd en werk kan invullen. Word je ingedeeld in het rooster of gevraagd welke dagen je kan en gaat de zzp’er zelf over de invulling van de tijd? Wat ook meegewogen kan worden is of de opdrachtgever opdraait voor de kosten bij schade, vervanging bij ziekte (dit is aan de zzp’er) en deelname aan praktijkontwikkeling (personeel/heidagen/etc.). Ook kan de duur van de arbeidsrelatie van invloed zijn, waarbij tijdelijke vervanging voor een zwangerschapsverlof anders gewogen kan worden dan langdurige contracten. In aanvulling hierop lijkt het voor opdrachtgevers belangrijk te zijn om bij een ‘vaste baan’ (lees: een baan die voor de komende jaren blijft bestaan, bijvoorbeeld omdat waarneming langdurig nodig is) in te zetten op loondienstverband, bijvoorbeeld door het openstellen van een vacature en actieve werving. Uiteindelijk ligt bij zowel de opdrachtgever als bij de opdrachtnemer een verplichting om de onderlinge arbeidsrelatie te wegen.

De huidige ontwikkelingen bieden weinig concreet houvast om in elk individueel geval te bepalen of er sprake is van een zzp’er of schijnzelfstandigheid. De vragen die de KNOV hierover krijgt zijn in dat kader moeilijk te beantwoorden. Het is aan de Belastingdienst om hier duidelijkheid over te geven. KNOV herkent de onduidelijkheid en legt de vragen die worden gesteld terug bij VWS en de Belastingdienst.

Vanwege de onduidelijkheid heeft het kabinet vrijdag 6 september aangegeven dat er een overgangsperiode van een jaar gaat gelden. Tijdens de overgangsperiode zullen er geen vergrijpboetes worden opgelegd als de opdrachtgever kan aantonen dat die stappen zet tegen schijnzelfstandigheid. Ook is bekend gemaakt dat modelovereenkomsten niet meer worden goedgekeurd door de Belastingdienst. Onze lopende modellen (te gebruiken tot 1 januari 2028) blijven wel van kracht. Tot die tijd bieden ze een juridische basis voor de relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. De belastingdienst zal echter altijd de feitelijke situatie beoordelen.

Vragen?

Indien je voor jezelf specifieke vragen hebt, kan je het beste aan de Belastingdienst stellen. Ondertussen houden wij het ook in de gaten en weet ons ook te vinden via de Helpdesk. Waar mogelijk zullen wij verduidelijking brengen, waar wij dat kunnen doen.

Ook interessant